Geboren in Deventer in 1562 kwam hij op jeugdige leeftijd in Amsterdam terecht waar hij tot zijn dood zou blijven wonen. Als organist van de Oude Kerk was het zijn taak het orgel te bespelen voor en na de gereformeerde eredienst en het verzorgen van orgelbespelingen op de werkdagen.
Jan Pieterszoon Sweelinck was als organist een gezocht leermeester. Organisten afkomstig uit diverse Europese landen zoals Samuel Scheidt, Jacob Praetorius en Heinrich Scheidemann waren zijn leerlingen. Hij werd wel de 'Organistenmaecker' genoemd. Als componist is hij uniek in zijn polyfone toonzetting van het volledige Geneefse Psalter voor vier tot acht stemmen. Hiermee is Sweelinck één van de laatste grote vertegenwoordigers van de Renaissance. Daarnaast schreef hij op wereldlijke teksten een groot aantal madrigalen en canons. Zijn klaviermuziek — toccata’s, fantasia’s en variaties op wereldlijke en geestelijke melodieën — schreef hij voor eigen gebruik en wellicht voor zijn leerlingen.

Het vocaal kwintet bestaat uit Lucia van Vugt, Suzanne Weide, Marianne Ketel, Dick Robinson en Rolph Utermöhlen. Zij worden op het orgel begeleid door Theo Visser, die ook enkele bewerkingen van volksliedjes speelt die Sweelinck componeerde. Het geheel staat onder leiding van Maarten Kooij.